Een van de belangrijke doelstellingen van de VGW is het gezamenlijk bewaken van de kwaliteit van producten en diensten welke de leden van de vereniging aanbieden aan haar afnemers.
Zo wordt onder andere nagestreefd brand- en inbraakwerende producten te verkopen die Europees gecertificeerd zijn door gerenommeerde instellingen (ECB.S, VdS, CNPP).

Het kan echter ook voorkomen dat nieuwe producten ontstaan, waarvoor nog geen Europese standaard bestaat. Dit laatste is momenteel gaande rond de (veilige) berging van Lithium-Ion batterijen, waaraan geheel nieuwe risico’s zijn verbonden waarvan nog niet alle aspecten even duidelijk zijn. Het is op dit moment dus ook niet vast te stellen welke maatregelen genomen moeten worden om de risico’s die aan de berging van Lithium-Ion batterijen zijn verbonden tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

Daarom is de ECB.S/ESSA, samen met de VGW en andere internationale marktpartijen (o.a. verzekeraars en fabrikanten), in een ad-hoc werkgroep gestart met het definiëren van richtlijnen om te komen tot producten welke tenminste een bepaald niveau van bescherming bieden. De werkgroep heeft een conceptrichtlijn opgesteld (https://l8.nu/rHDK) waarmee er meer duidelijkheid is ontstaan over wat veilige berging van Lithium-Ion batterijen inhoudt en welke producten daarin kunnen voorzien.

Op dit moment zijn er producten op de markt waarvan, op basis van de voortschrijdende inzichten, niet objectief kan worden vastgesteld of deze voldoende beschermen tegen de risico’s die aan de opslag van Lithium-Ion batterijen zijn verbonden. Dit betreft voornamelijk producten die voldoen aan EN14470-1, de Europese norm voor de opslag van brandbare vloeistoffen, waarvan door de gerenommeerde testinstellingen Rise in Zweden en MPA in Duitsland is vastgesteld dat deze onvoldoende bescherming bieden voor de opslag van Lithium-Ion batterijen.

De VGW adviseert eindgebruikers om vooralsnog altijd met de verzekeraar afspraken te maken bij een aanschaf van een bergingsmiddel voor Lithium-Ion batterijen omdat niet op voorhand kan worden vastgesteld of de gekozen oplossing voldoet aan de toekomstige richtlijnen.